Dit afstudeeronderzoek betreft een kwalitatieve, vergelijkende casestudie, waarin inzicht wordt gegeven in de toepassing van wetenschappelijke kennis binnen de Nederlandse beleidscontext. Er is onderzocht of de institutionalisering van beleidsevaluatie van invloed is op kennisgebruik binnen drie ministeries. De context waarin dit is onderzocht, is de interdepartementale operatie ‘Inzicht in Kwaliteit’. Hiermee wil het kabinet een effectiever overheidsbeleid bereiken. Dit wordt gerealiseerd door meer inzicht te creëren in de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid en door verbetering van het evaluatiestelsel (Houppermans, 2018). Daarnaast draagt de operatie bij aan algemene bewustwording over het belang van de beginselen, geregeld in de vernieuwde Comptabiliteitswet 3.1. De wet schrijft voor dat ieder beleidsvoorstel is voorzien van een toelichting op het beoogde doel; en wat de doelmatigheid en doeltreffendheid is (Ministerie van Financiën, 2017). Eerst is een extensief literatuuronderzoek verricht om inzicht te krijgen in de bestaande theorieën over kennisgebruik en de institutionalisering van beleidsevaluatie. Binnen wetenschappelijk onderzoek worden bevindingen vergeleken met normen en referentiewaarden. Door deze vergelijking wordt wetenschappelijke bewijslast (scientific evidence) gegenereerd. Als er sprake is van consensus over de beredenering en discussie van het wetenschappelijke bewijs, spreken we over wetenschappelijke kennis (Damman, 2018). Een korte omschrijving van wetenschappelijke kennis, is kennis die voortvloeit uit wetenschappelijk verricht onderzoek. Kennis is dan het resultaat van systematische analyses van huidige en eerdere omstandigheden en trends; en de analyse van causale relaties die de omstandigheden en trends verklaren (Head, 2008). Op basis van het gemodificeerde ‘Knowledge, evidence, information and data’-raamwerk van Damman (2018) kan worden gesteld dat kennis een vorm van wetenschappelijk bewijs is, daarom wordt in dit onderzoek ook ingegaan op het onderscheid tussen evidence-based en evidence-informed beleidsformulering. Voor de methodologische verantwoording van dit onderzoek is gebruik gemaakt van de casestudie literatuur van Yin (2012). De dataverzameling bestond allereerst uit een uitgebreide kwalitatieve inhoudsanalyse, per case zijn er documenten verzameld om te analyseren. Vervolgens zijn er interviews afgenomen met medewerkers van drie verschillende ministeries die direct betrokken zijn bij de operatie ‘Inzicht in Kwaliteit’. De interviewtranscripten zijn geanalyseerd conform de fasering van Burnard (1991). Doel van de interviews was om de bevindingen vanuit de inhoudsanalyse in de context te plaatsen. Belangrijke resultaten waren: 1) In de dagelijkse praktijk wordt niet vaak stilgestaan bij het belang van de bepalingen in CW 3.1, want de naleving van de wet gebeurt onbewust, 2) Ambtenaren zijn zich bewust van het belang van kennis in de onderbouwing van beleidsvoorstellen, maar hier wordt niet altijd naar gehandeld. De conclusie luidt dat er niet kan worden bepaald of de institutionalisering van beleidsevaluatie (CW 3.1) van invloed is op kennisgebruik binnen de ministeries. Op basis hiervan zijn er twee aanbevelingen gedaan: 1) Bewustwording creëren over het belang van CW 3.1 en de rol van kennis, 2) Het onderzoek nogmaals uitvoeren in de vorm van een longitudinaal onderzoek, aangevuld met een particperence observatie.

, , , , ,
Prof. dr. P.W.A. Scholten, Dr. Ir. J. Eshuis
hdl.handle.net/2105/56426
Public Administration
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

Faith Dodi Rusmianto. (2020, August 10). KENNISGEBRUIK IN DE PUBLIEKE SECTOR. Public Administration. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/56426