In dit onderzoek staat de inzet op samenwerking in het beleidsprogramma Toekomst Arbeidsgerelateerde Zorg centraal. Het programma is door de beleidsdirectie Gezond en Veilig Werken binnen het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gestart in 2015 om de capaciteit en de kwaliteit van zorg in relatie tot arbeid te vergroten en te versterken (Van Ark, 2019). Hiervoor is ingezet op het verbeteren van de samenwerking tussen professionals in de arbeidsgerelateerde zorg. Het programma start nadat het kabinet concludeert dat er geen draagvlak is voor een stelselwijziging om de arbeidsgerelateerde zorg te verbeteren (Asscher 2015) Het doel van het onderzoek is de inzet op samenwerking en hoe de uitkomst verklaard kan worden. Dit is onderzocht aan de hand van het model dat is ontwikkeld door Ansell Gash ( Dit model is bedoeld om factoren te identificeren waaronder ve rwacht kan worden dat een samenwerkingsproces slaagt of niet slaagt. Om de hoofdvraag te beantwoorden is een vergelijkende casestudy uitgevoerd. De eerste case is de Kwaliteitstafel bedrijfsartsen en verzekeringsartsen. Dit samenwerkingsverband is opgesta rt om kennis en kwaliteitsbeleid te ontwikkelen en tot een financieringsmodel te komen voor het structureel kunnen ontwikkelen hiervan. De Kwaliteitstafel is ingesteld omdat een patstelling was ontstaan over de financiering en actoren in het veld er niet i n slaagden om tot een aanpak te komen van het vraagstuk. De tweede case is het Platform Arbocuratieve zorg. Dit samenwerkingsverband is opgestart om kennis en informatie uit te wisselen op het terrein van arbocuratieve zorg. De aanleiding voor het instelle n van dit Platform is de achterblijvende samenwerking tussen professionals in de arbocuratieve zorg. In het onderzoek komt naar voren dat voor beide samenwerkingsverbanden sprake is van een geslaagde samenwerking en dat de doelstelling is behaald. Verklar ende factoren voor deze uitkomst zijn het faciliterend leiderschap en het behalen van tussentijdse resultaten. Deze variabelen zijn bevorderend geweest voor het samenwerkingsproces. In dit onderzoek is geconcludeerd dat faciliterend leiderschap en tussent ijdse resultaten bepalend waren voor het slagen van de samenwerking. Vervolgonderzoek kan zich richten op het prioriteren van de variabelen in het model. Op deze manier kan onderzocht worden welke factoren uiteindelijk doorslaggevend zijn. Er zijn een aan tal aanbevelingen geformuleerd voor de beleidsdirectie Gezond en Veilig Werken. Aanbevolen wordt bij het initiëren van een samenwerking het model als een checklist te gebruik en voor het creëren van gunstige omstandigheden om een samenwerking te laten slagen. Daarbij wordt geadviseerd in het bijzonder aandacht te besteden aan het faciliterend leiderschap en het behalen van tussentijdse resultaten. Deze factoren verklaren het slag en van de samenwerking en het behalen van de doelstelling. Ten tweede wordt geadviseerd het samenwerkingsverband een functie te geven die het mogelijk maakt voor actoren om een directe relatie te zien tussen participatie en beleidsuitkomsten. Dit levert e en sterke prikkel op om te participeren aan een samenwerking. De input van actoren moet niet slechts adviserend of symbolisch van aard zijn (Ansell Gash, 2008). De derde aanbeveling is bij het institutioneel design aandacht te besteden aan de transparan tie van het samenwerkingsverband. Dit geldt in het bijzonder voor de externe informatie uitwisseling. De externe informatie uitwisseling draagt bij aan de legitimiteit van het samenwerkingsverband.