Deze scriptie beschrijft een onderzoek naar de effectiviteit van (toezicht)interventies door de Belastingdienst MKB op compliance (naleving van wet- en regelgeving) bij burgers en bedrijven en de wijze waarop dit effect in beeld is gebracht. Naar aanleiding van het onderzoek worden aanbevelingen gedaan om de effectiviteit van de (mix van) toezichtinstrumenten te vergroten. Uit het onderzoek is gebleken dat beïnvloeding van het nalevingsgedrag niet altijd de reden blijkt te zijn geweest om voor een bepaald toezichtinstrument of andere interventie te kiezen. In een aantal situaties was het doel van toezicht het uitvoeren van een proces om deze goed te laten verlopen en bepaalde ‘aantallen’ te halen (output). Als gedragsverandering ten aanzien van compliance wel expliciet was beoogd, dan was er in de meeste gevallen sprake van gemeten resultaat op korte termijn (impact) of in een enkel geval van effect op langere termijn (effectiviteit). Het is belangrijk gebleken om op voorhand bewust te zijn van het doel wat wordt beoogd met de inzet van interventies en welke (effect)meting hierbij hoort. In het beslisschema op pagina 55 is dit inzichtelijk gemaakt en blijkt ook aan welke voorwaarden moet worden voldaan om effectmeting te kunnen realiseren. Los van het feit dat effectmeting zeer lastig is, is effectmeting niet noodzakelijk als met de inzet van een toezichtinstrument of andere interventie geen bewust effect op compliance wordt beoogd. De gekozen aanpak qua inzet van interventies zal in dat geval waarschijnlijk niet aangepast worden. Daar waar effectmeting heeft plaatsgevonden was er in alle gevallen sprake van een bewuste aanpak om gedragsverandering te realiseren, was er vooraf nagedacht over het beoogde effect en hoe dit te gemeten zou kunnen worden en er werd gebruik gemaakt van extracomptabele vastleggingen naast data uit bestaande databases. Daarnaast was er sprake van inzet van een ruime mix aan interventies met duidelijk accent op preventie en een proactieve houding: voorlichting, communicatie in de vorm van bellen, brieven sturen en samenwerking met externe partijen zoals fiscaal dienstverleners en brancheorganisaties. Naast de samenwerking met externe partijen werd in die gevallen ook gebruik gemaakt van de ervaringen van belastingplichten en/of belastingschuldigen om interne beelden aan te vullen en de verdere aanpak qua keuzes voor interventies op te baseren. De conclusie van dit onderzoek is dat er weinig ruimte zit bij de verplichte inzet van toezichtinstrumenten die vanuit de uitvoeringsopdracht in de aangifteregeling of het invorderingsproces worden ingezet, maar dat de toegevoegde waarde en het vergroten 5 van de effectiviteit van de mix aan toezichtinstrumenten gezocht moet worden in de (aanvullende) instrumenten ‘aan de voorkant’ van het toezichtinstrumentarium. Daar waar een bewuste inzet van (een mix van) interventies heeft plaatsgevonden, vaak vanuit een integrale aanpak, heeft dit geleid tot meetbare effecten ten aanzien van het nalevingsgedrag.