Abstract Internet is een medium dat niet meer weg te denken is uit het dagelijkse leven van mensen. Het niet deelnemen aan internet maakt een volwaardige integratie in de samenleving problematisch. Door het toenemende belang van internet wordt ook steeds meer aandacht door de wetenschap hieraan geschonken. In deze scriptie zijn twee onderzoeksgebieden onder de loep genomen. Dat is de culturele participatie en diversificatie, waarbij achterliggende kenmerken van het gebruik en de behoefte aan internet zijn achterhaald. Daarnaast is ingegaan op een belangrijke discussie vanuit de wetenschap: internet leidt tot verrijking van het sociale netwerk of tot sociale isolatie. In deze discussie is een belangrijke onderzoeksgroep buiten beschouwing gelaten. Dat zijn de mensen met een groot risico om in een sociaal isolement terecht te komen of die reeds in een sociaal isolement verkeren. Volgens Foley (2004), Jehoel-Gijsbers (2004) en Pikoleit en Thomsen (2006) vormen mensen met (een lichamelijke en verstandelijke handicap) een risicogroep voor sociale isolatie. Ook lijkt internet juist een positief effect op deze groep geïsoleerden te hebben (Fokkema & Knipscheer, 2006; Duimel, 2007; Foley, 2004). Dat is een van de redenen waarom deze studie juist deze groep gehandicapte mensen onder de loep heeft genomen. Daarnaast is deze studie uitgevoerd in opdracht van de Stichting Pluryn die drie belangrijke componenten van internet op een eenvoudige wijze aan haar verstandelijk en lichamelijk gehandicapte cliënten wil aanbieden. Dat zijn: entertainment, informatie en communicatie. Verschillen tussen mensen met een handicap en mensen zonder handicap hebben grotendeels te maken met de zorgbehoefte waarin een zorginstelling voorziet, namelijk op het vlak van zorg, wonen, werken, leren en vrije tijdsbesteding. De woon- en werksituatie geven cliënten mogelijkheden om een sociaal netwerk op te bouwen. Het hebben van een baan of scholing stelt mensen in staat om in contact met anderen te komen en geeft toegang tot een sociaal netwerk. Anderzijds kunnen bepaalde woonsituaties leiden tot vereenzaming, zoals leefgroepen met weinig onderlinge sociale contacten. Daarnaast geven leeftijd en geslacht belangrijke verschillen aan in het gebruik maken van internet. Jongeren en vrouwen hechten bijvoorbeeld meer belang aan het sociale aspect van internet dan mannen en ouderen (Valkenburg & Buijzen, 2003; Duimel, 2007). Daarnaast tonen verschillende onderzoekers aan dat de uses en gratifications (U&G) theorie goed bruikbaar is om motivaties van internetgebruik te achterhalen. Sociale isolatie is een ontzettend breed concept waarin de definitie van Jehoel-Gijsbers (2004) is aangehouden, waarin wordt gesproken van structurele uitsluiting. Het tweezijdige gedachtegoed over het effect van internet op het sociaal netwerk is middels Franzen (2000) verwerkt in de displacement en displacement hypothese. Dat de invloed van internet op sociabiliteit niet alleen afhankelijk is van socio-demografische kenmerken, maar ook van persoonlijke kenmerken laten Valkenburg en Peter (2006) zien. Met name het sociale aspect van internet (inter-persoonlijke communicatie) kan van positieve invloed zijn op sociale isolatie. Deze studie is op twee verschillende manieren uitgevoerd, namelijk kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Voor het kwalitatieve onderzoek is gesproken met begeleiders, teamleiders en verstandelijk en lichamelijk gehandicapte cliënten van Pluryn. Hieruit bleek dat het IQ het meest bepalend is voor de wijze waarop mensen met internet omgaan, of zelfs niet omgaan. Een lager IQ gaat gepaard met een zwaardere verstandelijke handicap. De groep mensen die goed met het reguliere internet omgaan zijn met name de licht verstandelijk gehandicapten, mensen die met nieuwe technische ontwikkelingen meegaan en gestimuleerd worden door begeleiders om bijvoorbeeld een internetverbinding aan te schaffen. Alle cliënten spelen graag spelletjes op de computer of internet, bijvoorbeeld patience of spelletjes op de Playstation. Het merendeel van de cliënten is afhankelijk van de informatievoorziening vanuit Pluryn en dus van de begeleiding. Cliënten hebben behoefte zelf op zoek te gaan naar informatie over de regio of over verschillende woongroepen binnen Pluryn. Het communicatieaspect van internet wordt door alle cliënten het belangrijkst gevonden. Het zijn met name de jongere licht verstandelijk gehandicapten die veel op MSN of Hyves zitten en op een interactieve wijze contact houden of maken met anderen via internet. Begeleiders en teamleiders ondersteunen de gedachte dat mensen met een handicap vaak aan het vereenzamen zijn of reeds in een sociaal isolement zitten. Daarentegen zijn de meningen van begeleiders en teamleiders over de positieve effecten (verrijking) dan wel negatieve effecten (sociale isolatie) van internetgebruik verdeeld. Het kwantitatieve gedeelte bestaat enerzijds uit frequentieuitkomsten en anderzijds uit analyses om vooraf gemaakte hypothesen te testen. Uit de analyses bleek dat de U&G theorie klopt, omdat cliënten met een bewuste intentie kiezen voor een bepaalde activiteit op internet. Bijvoorbeeld gaan mensen chatten vanwege sociale motivaties en spelen spellen vanwege entertainment motivaties. Daarnaast speelt het sociale motief een belangrijke rol in alle dimensies van internetgebruik, te weten entertainment, informatie en inter-persoonlijke communicatie. Licht verstandelijk gehandicapten maken meer gebruik en hebben meer behoefte aan internet dan zwaarder verstandelijk gehandicapten. Onbekendheid met internet speelt een rol in de lage behoefte naar internet voor met name zwaarder verstandelijk gehandicapten, mensen zonder baan en een mindere mate van zelfstandig wonen. Toch kan een behoefte kan pas ontstaan wanneer deelname aan internet mogelijk is en bekendheid met het medium internet bestaat. Analyses over de sociale isolatie gaven aan dat cliënten die meer belang hechten aan inter-persoonlijke communicatie op internet en dat ook zo gebruiken, ook minder geïsoleerd zijn vanwege een groot sociaal netwerk. Hiermee is aangetoond dat internet geen negatief effect op het off-line sociaal netwerk heeft en neigen resultaten naar de richting van de efficiency hypothese. Persoonlijke kenmerken hebben een heel klein mediërend effect op het effect van internetgebruik en behoefte op sociale isolatie. Met name het persoonlijke kenmerk openheid lijkt een directe positieve invloed te hebben op het sociale netwerk. Openheid gaat wellicht gepaard met het makkelijker leggen van sociale contacten. Deze studie concludeert dat de deelname aan internet met name wordt bepaald door de mate van verstandelijke handicap en leeftijd. Het zijn de jonger licht verstandelijk gehandicapten die gebruik maken van alle drie de dimensies op internet en daar veel behoefte aan hebben. Daarnaast lijkt de inter-persoonlijke communicatie dimensie een positieve invloed te hebben op het sociale netwerk van mensen met een handicap en levert mogelijk een positieve bijdrage aan de integratie van mensen met een handicap in de samenleving.

, , , , ,
Eijck, dr. K. van
hdl.handle.net/2105/6384
Sociologie van Kunst en Cultuur , Master Arts, Culture & Society
Erasmus School of History, Culture and Communication

Langendoen, A.P.M. (2009, August 31). World of Entertainment,information and communication. Master Arts, Culture & Society. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/6384