In de recente jaren is er veel te doen geweest omtrent corporate governance mechanisme bij onderneming. Corporate governance vindt zijn oorsprong in het zogenaamde agency-conflict. In de agency-theorie staat de relatie tussen de 'principaal' en de 'agent' centraal. De principaal (aandeelhouder) huurt de agent (bestuurder) in om het bedrijf te leiden (scheiding van eigendom en leiding). Op dit moment speelt Corporate Governance (bijna) geen rol in de praktijk van het MKB. Inzicht geven in het gevoerde beleid en de wijze waarop de directie verantwoording aflegt zijn echter ook voor het MKB van belang: governance-vraagstukken kunnen zich af spelen rondom zaken als aandelen, zeggenschap van medewerkers en/of externe partijen/financiers. Het laatst genoemde probleem is tevens een specifiek probleem voor het MKB. Het MKB heeft maar zeer beperkt toegang tot externe financiers. Het is dan ook aannemelijk dat MKB ondernemers zich pas gaan richten op corporate governance indien er financiële voordelen mee te behalen zijn. Een onderneming kan worden gezien als een mechanisme dat verschillende partijen in staat stelt kapitaal, kennis en arbeid samen te brengen met als doel het generen van maximaal voordeel. Vanuit deze visie, kan corporate governance dan worden gezien als het vermijden risico’s voor stake/(aandeel) -houders van wie de belangen niet op een andere manier goed beschermd kunnen worden. In essentie is Corporate Governance de structuur die bedoeld is om de juiste controle mechanismes in stelling te brengen, om de onderneming langdurig succesvol te houden. Maar wat is corporate governance nou precies en welke partijen zijn erbij betrokken? Tricker (1984; zie ook: Strikwerda, 1999) onderscheidt vier hoofdprocessen: 1. richting geven: het formuleren van de strategische richting voor de toekomst van de onderneming op langere termijn; 2. executive action: betrokkenheid bij cruciale besluiten van de uitvoerders (managers); 3. toezicht: het zich informeren over en houden van toezicht op de prestaties van de bestuurders; 4. verantwoording: verantwoording afleggen aan diegenen die een legitieme eis daartoe hebben. De voornaamste conclusie van dit onderzoek is dat het orgaan dat toezicht houdt zijn oorsprong vindt uit een partij die een verantwoordingseis verlangt. Deze ontbreekt vaak in het MKB. Investeerders en andere bezitters van vermogen hebben niet altijd de capaciteit of tijd om een onderneming zelf te besturen. Hieruit volgt dat het interessant om te weten of er samenhang is tussen de gebruikte financiering en het agency gedrag cq. probleem. Er zijn acties die ondernomen kunnen worden om het agency risico terug te brengen. Hier zijn echter kosten aan verbonden deze bestaan uit, contractingcosts, monitoringcosts en de residual loss. Het is aan de verschaffer van vermogen of investeerder op dit zo optimaal mogelijk te doen. Kosten vs controle. Verder is het te zien dat naarmate het agency risico oploopt ook de beschermde maatregelen toenemen. Dit is tevens waarneembaar naarmate er duidelijker doelen gesteld worden. De gekozen Governance structuur heeft implicaties voor de creatie van waarde binnen de onderneming omdat het de mate en de verdeling van risico bepaald. De bedoeling van een goede structuur is dat de risico’s komen te liggen bij de mensen die hier het minst problemen mee hebben. Hier uit valt waar te nemen dat de hoeveelheid organen toen nemen naarmate de: • informatie asymetrie toeneemt. • de coördinatie kosten toenemen. • en de “alignement” tussen partijen afneemt Concluderend kunnen we dus vaststellen dat er 4 grote drivers zijn van agency risk en dat deze factoren afhankelijk van elkaar de geavanceerdheid van de governance structuur bepalen. • Exposure voor de investeerder / mede eigenaar • Flexibiliteit omtrent het beëindigen van een samenwerking/investering • Inspraak /relatie tot directeur /eigenaar

, , ,
Gosselink, F, Schreiner, H.
hdl.handle.net/2105/6440
Business Economics
Erasmus School of Economics

Noordenne, P. van. (2009, December 23). Het agency– risk dilemma. Business Economics. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/6440