Samenvatting Uit een lange reeks sociologisch onderzoek blijkt dat opleiding een belangrijke factor is bij de vorming van politieke overtuigingen en hiermee tegelijkertijd een voorname rol speelt bij de keuze voor een politieke partij. Dit komt duidelijk naar voren bij het verschil in stemgedrag tussen enerzijds sociaalcultureel opgeleiden en anderzijds economisch opgeleiden. De groep met een sociaal-culturele opleiding blijkt sterk links georiënteerd te zijn, terwijl onder economisch opgeleiden de voorkeur voor rechtse partijen dominant is. Voor dit verschil in politieke voorkeur worden zowel economische als culturele verklaringen geboden. In deze scriptie zijn beide ‘groepen’ verklaringen getoetst. Hiervoor is gebruik gemaakt van de dataset ‘Arbeid, Bedrijf en Sociale Zekerheid in Nederland 2006’. Onder economische verklaringen vallen de hoogte van het inkomen, economische onzekerheid, de sector waarin men werkzaam is en de mate waarin de verschillende groepen economisch progressief zijn. De culturele groep bestaat uit drie verklaringen: culturele participatie, autoritarisme en anomie. Uit de resultaten komt naar voren dat sociaal-cultureel opgeleiden, zoals verwacht, aanzienlijk linkser politiek georiënteerd zijn dan economisch opgeleiden. Dit blijkt een gevolg te zijn van economische progressiviteit. Deze groep streeft dan ook meer naar sociaaleconomische gelijkheid (door bijvoorbeeld de verhoging van uitkeringen en de nivellering van inkomensverschillen). Economisch opgeleiden zijn economisch conservatiever: vergeleken met sociaal-cultureel opgeleiden vinden zij sociaaleconomische verschillen binnen de samenleving meer gerechtvaardigd. Vervolgens is onderzocht in welke mate deze twee groepen positief of negatief sentiment koesteren ten aanzien van de verzorgingsstaat. Dit is onderzocht door het voorleggen van gevoelsmatige kwesties rondom het functioneren van dit instituut. Op deze manier is gekeken of de economische progressiviteit van sociaal-cultureel opgeleiden tevens leidt tot een sterkere gevoelsmatige ondersteuning van de verzorgingsstaat. Uit bestaand onderzoek blijkt dat deze link zich niet per definitie manifesteert: economische progressiviteit kan hand in hand gaan met een afkeuring van de verzorgingsstaat (Houtman et al. 2008: 105-117). Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat sociaal-cultureel opgeleiden positiever staan ten opzichte van de verzorgingsstaat dan economisch opgeleiden. Dit is zowel het gevolg van een grotere economische progressiviteit als van libertaire culturele opvattingen. Naast het feit dat sociaal-cultureel opgeleiden economisch progressiever zijn, denkt deze groep ook relatief libertair over culturele kwesties. De combinatie van economische en culturele conservativiteit onder economisch opgeleiden leidt aldus tot een sterkere verwerping van de verzorgingsstaat. De onderzoeksresultaten leiden tot de conclusie dat het vernieuwde EGP-schema meer recht doet aan veranderingen die zich hebben voorgedaan bij de transformatie van een industriële naar een 5 postindustriële samenleving dan het klassieke EGP-schema. In dit vernieuwde EGP-schema geldt een onderscheid tussen technocraten en sociaal- en cultureel specialisten. De politieke voorkeur en de mate waarin de verzorgingsstaat wordt ondersteund verschillen aanzienlijk tussen deze twee groepen. Toekomstig onderzoek moet uitwijzen of dit verschil het resultaat is van opleiding of beroepspositie. Tevens is het interessant of het effect van opleidingsrichting het gevolg is van selectie of socialisatieprocessen.

, , ,
Achterberg, Dr. P., Jetten, drs. L.F.J.
hdl.handle.net/2105/6463
Sociology
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

Rijckborst, Daniel. (2010, January 19). De splitsing van de middenklasse. Sociology. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/6463