De zeventiende-eeuwse zeevaarder Michiel Adriaanszoon de Ruiter is in het nationale canon van Nederland beschreven als een ‘zeeheld’. Verhalen over Michiel de Ruiter bevatten vaak beschrijvingen over zijn strategische inzicht en handelsgevoel. Een voorbeeld hiervan zijn de beschrijvingen van de Nederlandse historicus Gerben Hellinga die in het tertiaire boek Zeehelden: Nederlands trots overzee in de Gouden Eeuw de heldhaftigheid van Michiel de Ruiter op een dusdanige manier beschrijft, alsof God zelf invloed zou hebben gehad op zijn heldhaftige prestaties.1 Zelfs Nederlandse geschiedenisdocenten krijgen tijdens hun opleiding literatuur voorgeschoteld met tekstfragmenten als De bekendste onder hen [zeeheld] is Michiel de Ruijter (1607-1676). Overal waar de handelsbelangen in gevaar kwamen of de veiligheid van het land in het geding was, dook hij met zijn eskader op: in de Oostzee, de Noordzee, de Middellandse Zee en aan de West-Afrikaanse en Oost-Afrikaanse kusten. Hij werd geroemd om zijn kunde in een zeeslag de manoeuvres van grote aantallen schepen te leiden. Zijn scheepsvolk droeg hem op handen en noemde hem ‘Bestevaer’, grootvader.2 Er bestaat in het heden echter veel controverse over het werkelijke heldendom van zeventiende -eeuwse zeevaarders. De concepten handel, welvaart en Bestevaer, waarmee ‘De Gouden Eeuw’ op scholen en in literatuur een lange tijd herdacht en gevierd zijn, hebben plaats gemaakt voor minder glansrijke concepten zoals verovering, slavernij en genocide. Het ‘Gouden’ karakter van de zeventiende eeuw was een zorgvuldig geconstrueerd narratief waarmee de publieke opinie in de negentiende eeuw van Nederland beïnvloed kon worden. Het vormen van een nationale identiteit op basis van heldenverhalen was een groot goed in deze periode. Standbeelden, monumenten en herdenkingsceremonies schoten als paddenstoelen uit de grond zodat de Nederlandse burger zich met trots als Nederlander kon profileren. De beruchte uitspraak uit 2006 over de gewenste terugkeer naar ‘de V.O.C.- 1 Gerben Hellinga, Zeehelden: Nederlands trots overzee in de Gouden Eeuw (Zutphen: Walburg Pers B.V., Uitgeverij, 2016), 115–25. 2 Herman Kaptein e.a., Oriëntatie op geschiedenis basisboek voor de vakdocent. (Assen: Van Gorcum, 2011), 259–60. mentaliteit’ van de toenmalige minister-president Jan-Peter Balkenende, staat bij veel Nederlanders in het geheugen gegrift. De schrikreactie die deze uitspraak teweegbracht was een van de eerste signalen dat de negentiende -eeuwse identiteitsconstructen na twee eeuwen eindelijk op losse schroeven was komen te staan. Deze gebeurtenis is opgevolgd door diverse voorvallen waarin standbeelden de onderwerpen waren van hoogoplopende publieke discussies. Standbeelden van Michiel de Ruiter en Jan Pieterszoon Coen zijn in opdracht van de lokale overheid, onder druk van pressiegroepen tegen racisme, aangevuld met contextuele informatie.3 De monumenten, bedoelt om de zeehelden te vereren, kregen een nieuwe functie. Niet alleen het vieren en herdenken van hun heldendaden maar ook het herdenken van hun slachtoffers.4 ‘De Gouden Eeuw’ werd zo voor de eerste keer een nationale ‘Grauwe Eeuw’. Deze gebeurtenissen roepen vragen op over hoe een land zichzelf kan presenteren gebaseerd op verheerlijking van grauwe tijden. Maar was de gouden glans van de zeventiende eeuw werkelijk een product uit de negentiende eeuw, of gaat deze fabel terug tot op het leven van de nationale zeehelden zelf?

Arianne Baggerman
hdl.handle.net/2105/65233
MCG - Master Cultuurgeschiedenis
Erasmus School of History, Culture and Communication

Michael Oomen. (2022, March). De patriarch van de Nederlandse trots Michiel de Ruiter aan het roer van de negentiende eeuw. MCG - Master Cultuurgeschiedenis. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/65233