2022-08-25
De democratische waarde van collaborative governance.
Publication
Publication
Een casus onderzoek naar het democratische gehalte van de Regionale Energiestrategie.
In de zomer van 2019 werd de uitwerking van de Nederlandse plannen om de klimaatdoelen van het klimaatakkoord van Parijs te behalen gepubliceerd (Nationaal Programma Regionale Energiestrategie, 2019). Het doel van deze plannen is het realiseren van een drastische afname van de hoeveelheid CO2 die door Nederland wordt uitgestoten. Concreet is de doelstelling om in 2030 nog maar de helft CO2 uit te stoten in vergelijking met het jaar 1990 (Nationaal Programma Regionale Energiestrategie, 2019). Om deze doelstelling te behalen is Nederland opgedeeld in 30 energieregio’s. Iedere energieregio is verantwoordelijk om zijn aandeel te leveren om de CO2 reductie in Nederland te realiseren en iedere energieregio is verantwoordelijk om te onderzoeken waar en op welke manier het beste duurzame energie kan worden opgewekt. Het beleid dat hieruit voortkomt wordt een Regionale Energiestrategie ofwel RES genoemd. Doordat de opstelling van de RES door verschillende actoren afkomstig uit verschillende domeinen wordt gedaan, kan dit potentieel leiden tot een diffusie van verantwoordelijkheid (Boogers, 2020). De overheid moet zich echter uiteindelijk zichzelf verantwoorden voor het ingeslagen pad terwijl meerdere actoren dit pad hebben bepaald. Collaborative governance kan potentieel een negatief effect hebben op het democratische gehalte van de machtsstructuur omdat niet democratisch verkozen actoren in staat worden gesteld invloed uit te oefenen op beleid (Boogers, 2020). Het doel van dit onderzoek is om te verklaren welke invloed de toepassing van collaborative governance heeft op het democratische gehalte van de RES. De onderzoeksvraag die hieruit voorkomt is: ‘’welke invloed heeft de toepassing van collaborative governance op het democratische gehalte van het besluitvormingsproces omtrent de Regionale Energiestrategieën?’’. Voor dit onderzoek is gekozen om op een kwalitatieve manier data te verzamelen. Deze keuze is gemaakt omdat indicatoren zoals transparantie, steun en verantwoording gaan over de betekenisgeving die aan deze concepten wordt toebedeeld. In totaal zijn er drie verschillende vormen van dataverzameling gebruikt, namelijk semigestructureerde interviews, participatieve observatie en documentanalyse. De combinatie van deze verschillende dataverzamelmethoden wordt datatriangulatie genoemd en verhoogt de kwaliteit van het onderzoek (Creswell & Poth, 2016). Concluderend: over het algemeen heeft de toepassing van collaborative governance een positieve invloed op het democratische gehalte van het besluitvormingsproces omtrent de Regionale Energiestrategieën. Ten eerste omdat het inwoners, lokale bedrijven en belangroepen in staat stelt om te participeren in het proces. Dit draagt positief bij aan het democratische criteria ‘’participatie’’. Ten tweede heeft deze verhoogde mate van participatie een positieve invloed op de democratische 5 criteria verantwoording en ‘’representatie’’. Ten derde hebben deze participatiemogelijkheden een positieve invloed op het democratische criteria ‘’steun’’ omdat actoren in staat zijn te participeren en dit weer bijdraagt aan het verantwoordingsmechanisme en de mate van representatie. Toch dient deze positieve invloed genuanceerd te worden. Zo komt uit de data onder andere naar voren dat de RES een zeer technisch onderwerp blijkt te zijn waardoor het voor de gemiddelde inwoner lastig is om een goede bijdrage te kunnen leveren in het besluitvormingsproces. Verder is de groep die participeert over het algemeen niet representatief, dit is nadelig voor het democratische gehalte van het besluitvormingsproces. Verder stelt de toepassing van collaborative governance ook private partijen in staat om te participeren. Dit kan nadelig zijn omdat deze private partijen niet per definitie streven naar een democratisch verlopen proces. Verder zijn uit de resultaten nog enkele tegenstrijdigheden naar voren gekomen. Uit de data blijkt dat er bewuste pogingen zijn gedaan om conflicten te vermijden. Dit is positief met het oog op de democratische criteria steun. Toch kan deze conflict vermijdende houding een negatieve invloed hebben op het verantwoordingsmechanisme. Verder komt uit de data naar voren dat transparantie zowel een positieve- als negatieve invloed kan hebben op het verantwoordingsmechanisme steun. Dit komt doordat teveel transparantie tot verwarring kan leiden en om die reden het verantwoordingsmechanisme negatief beïnvloedt. Dit onderzoek kent enkele beperkingen. Ten eerste zijn niet alle criteria van democratisch besturen en niet alle onderdelen van collaborative governance meegenomen in het onderzoek. Dit kan negatief zijn voor de generaliseerbaarheid van de conclusie. Ten tweede zijn burgers in het onderzoek relatief beperkt aan het woord gekomen in de dataverzameling waarbij het twijfelachtig is of de burgers die betrokken zijn ook representatief zijn voor de samenleving in zijn geheel. Ten derde zijn slechts een aantal regio’s onderzocht die vergelijkbaar zijn in samenstelling, echter bestaan er landelijk grote verschillen tussen regio’s. Vanuit de discussie zijn enkele aanbevelingen voor vervolgonderzoek opgesteld. Dit onderzoek heeft zich gefocust op de beginnende fase van de RES’en. Een van de aanbevelingen is om de link tussen het democratische gehalte van besluitvorming en collaborative governance te onderzoeken in latere stadia van het beleidsvormingsproces omdat dit mogelijk tot nieuwe inzichten leidt. Verder is er in dit onderzoek geen regio onderzocht waarin een grote stad een rol heeft vervuld, het onderzoeken van een dergelijke regio is interessant omdat dit mogelijk tot andere of bevestigende resultaten leidt.
Additional Metadata | |
---|---|
M.J. Kersing, Dr. M.L. Nederhand | |
hdl.handle.net/2105/65982 | |
Public Administration | |
Organisation | Erasmus School of Social and Behavioural Sciences |
Ruud Bink. (2022, August 25). De democratische waarde van collaborative governance.. Public Administration. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/65982
|