Samenwerken door middel van participatie wordt steeds meer gebruikt door overheden. Rijkswaterstaat (hierna: RWS) gaat mee met deze trend. Binnen een participatienetwerk kan een overheid verschillende rollen innemen. Mees et al. (2019) gebruikt de participatieladder om vijf rollen te onderscheiden: regulerend, netwerk-sturend, stimulerend, faciliterend en loslatend. De ontbrekende kennis wordt door middel van samenwerking bemachtigd. De ambitie van RWS is om in 2030 energieneutraal en circulair te werken. Om deze ambitie te realiseren probeert RWS strategisch gebruik te maken van een participatienetwerk als vorm van samenwerking. RWS heeft zelf niet voldoende kennis en ervaring in huis om zonder externe partijen invulling te geven aan haar ambities. In dit onderzoek zal de rol die RWS inneemt binnen het participatie-netwerk in de context van het collectief - die zijzelf hebben opgezet - worden onderzocht. Volgens Bryson et al. (2012) staan twaalf ontwerprichtlijnen ten grondslag aan de wenselijkheid van participatie-uitkomsten. De twee hierboven genoemde onderzoeken zijn de kern van het theoretische raamwerk van dit onderzoek. De vraag die centraal staat in dit onderzoek en helpt bij het creëren van aanbevelingen voor RWS omtrent het innemen van de gepaste rollen is: “Hoe beïnvloedt de rol van RWS de ontwerprichtlijnen van participatie-netwerken in de context van het door RWS opgezette collectief?” Bovenstaande vraag wordt beantwoord door middel van resultaten afkomstig uit 7 afgenomen interviews, observaties en documenten. De interviews zijn afgenomen bij diverse leden van het collectief. De respondenten bestaan uit zowel ambtenaren van RWS, als mensen die geen onderdeel uit maken van RWS; hierbij kan gedacht worden aan lokale ondernemers en bedrijven. De observaties vonden plaats in de periode vanaf augustus 2022 tot december 2022. Tot slot is de samenwerkingsovereenkomst van het door RWS opgezette collectief gebruikt als documentatie. Uit de resultaten blijkt dat RWS meerdere rollen inneemt binnen het collectief, deze rollen zijn van invloed op de eerder genoemde ontwerprichtlijnen. Opmerkelijk is dat RWS regelmatig wisselt van rol. RWS neemt geen enkele rol consistent in. Het innemen van een rol leidt tot verwachtingen bij de andere leden van het participatienetwerk. Wanneer RWS bijvoorbeeld wisselt naar een regulerende rol, blijkt dat de vooraf gecreëerde verwachtingen niet waar te maken zijn. Uit dit onderzoek blijkt dat de regulerende rol het meeste invloed 4 uitoefent op 6 richtlijnen de zgn. ontwerprichtlijnen. Uit vervolgonderzoek moet blijken of de regulerende rol deze invloed te danken heeft aan de kenmerkende aspecten van de rol, of aan de wisseling van de rollen. Tot slot volgen twee aanbevelingen voor RWS, met betrekking tot het innemen van een rol, uit bovenstaande conclusie. De eerste aanbeveling is dat RWS een helder proces dient op te laten stellen waarin vermeld staat op welk moment RWS een bepaalde rol inneemt. De helderheid van een vastgelegd proces geeft de participanten duidelijkheid en zorgt voor minder onjuiste verwachtingen over de rol van RWS. De duidelijkheid beperkt miscommunicatie en teleurstellingen. De tweede aanbeveling voor RWS is om meer rekening te houden met de context van het netwerk; organisatie-gestuurd. RWS heeft het grootste belang bij het realiseren van het innovatiepaviljoen en draagt de grootste verantwoordelijkheid met de bijbehorende richtlijnen en kaders. Hierdoor zijn bepaalde rollen, zoals de loslatende rol minder gepast, omdat deze rol in beperkte mate de naleving van kaders en regels kan waarborgen. In het geval dat RWS besluit deze rol toch in te nemen dient zij dit schriftelijk vast te leggen zodat ondanks, de gegeven vrijheid aan de andere participanten de acties, plannen en besluiten moeten passen binnen de kaders en regels.