Als gevolg van de COVID-19 pandemie heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) opgericht. Dit is een investeringsprogramma voor twee jaar dat het herstel binnen het onderwijs als gevolg van de pandemie zou moeten bevorderen. Een onderdeel van het NPO is de arbeidsmarkttoelage. Middels de arbeidsmarkttoelage wil het kabinet leerkrachten werkzaam op scholen met een zeer uitdagende leerlingenpopulatie waar sprake is van een groter risico op onderwijsachterstanden belonen. Deze arbeidsmarkttoelage heeft als doel om leerkrachten aan te trekken en te behouden op deze scholen om op deze manier de kansenongelijkheid aan te pakken. In dit onderzoek is gefocust op één aspect van deze doelstelling: het behouden van leerkrachten. In de literatuur wordt de arbeidsmarkttoelage getypeerd als een tijdelijke extrinsieke beloning. Het extrinsiek belonen van leerkrachten staat ter discussie in de literatuur. Ook binnen de onderwijssector, in het bijzonder bij Stichting BOOR, is er discussie over de effectiviteit van deze arbeidsmarkttoelage. Uiteindelijk kan op basis van de resultaten van dit onderzoek een uitspraak worden gedaan over de effectiviteit van de arbeidsmarkttoelage, ofwel het handelen van het ministerie van OCW. In het bijzonder wordt in dit onderzoek gefocust op de samenhang tussen het ontvangen van deze tijdelijke arbeidsmarkttoelage en de bevlogenheid van leerkrachten. Bevlogenheid speelt een belangrijke rol in het behouden van personeel en daarnaast in het gedrag en de prestaties van leerlingen. Twee uitkomsten die een rol spelen in de doelstelling van de arbeidsmarktoelage: ‘behouden van het personeel’ en ‘het bevorderen van de kansengelijkheid’. Middels kwalitatief onderzoek is getracht om inzicht te krijgen in het onderliggende mechanisme tussen het ontvangen van de arbeidsmarkttoelage en de bevlogenheid van deze leerkrachten. De centrale onderzoeksvraag luidt als volgt: Op welke manier is een tijdelijke extrinsieke beloning in de vorm van de arbeidsmarkttoelage van invloed op de bevlogenheid van leerkrachten en hoe kan dit worden verklaard? Het JDR-model is een model dat bevlogenheid verklaart en centraal staat in dit onderzoek. Volgens het JDR-model komt bevlogenheid tot stand door een interactie tussen de ervaren werkeisen en (geschikte) hulp- en energiebronnen. Hierbij is het van belang dat de ervaren werkeisen in balans zijn met de hulp- en energiebronnen die leerkrachten ontvangen. De arbeidsmarkttoelage werd in dit onderzoek getypeerd als een hulp- en energiebron. Leerkrachten beredeneren bevlogenheid vanuit hun passie: iets voor kinderen willen betekenen, kinderen dingen willen leren, kinderen zien groeien en hier alles voor willen doen. Waar leerkrachten behoefte aan hebben zijn middelen om deze passie waar te kunnen maken; om ervoor te zorgen dat de kinderen het onderwijs krijgen dat zij verdienen. Op basis van de resultaten uit dit onderzoek is dan ook geconcludeerd dat de arbeidsmarkttoelage geen rol speelt in de bevlogenheid van leerkrachten. De belangrijkste reden hiervoor is het feit dat geld geen drijfveer is voor leerkrachten. Je bent leerkracht 4 vanuit een passie en intrinsieke motieven, geld valt hier niet onder. Leerkrachten zijn dan ook kritisch over het doel en de intentie van het ministerie. Leerkrachten geven aan veel meer geholpen te zijn en behoefte te hebben aan structurele interventies die ertoe leiden dat hun werkeisen worden verlicht en bijdragen aan het beter onderwijs kunnen bieden aan hun leerlingen. Aanbevelingen voor de onderwijssector als geheel zijn dan ook om structurele interventies te ontwikkelen die de behoeften van leerkrachten tegemoetkomen. Hierbij gaat het om de behoefte dat de werkeisen worden verlicht. Een bijkomende aanbeveling is dat als het ministerie en de onderwijssector de kansengelijkheid wilt bevorderen, scholen die onder de arbeidsmarkttoelage vallen, allereerst geholpen moeten worden. Leerkrachten beamen stuk voor stuk dat deze kinderen goed onderwijs het hardste nodig hebben.

, , , , ,
Dr. Tessa Janssen, Dr. N.J.L. Cannaerts
hdl.handle.net/2105/66411
Public Administration
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

Liza Boereboom. (2022, August 3). “Het extraatje van Slob”. Public Administration. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/66411