Sinds de COVID-19 pandemie wordt er in organisaties steeds meer hybride gewerkt. Dat wil zeggen: werknemers zijn flexibel in tijd en ruimte waarin zij hun werkzaamheden kunnen uitoefenen. In organisaties als ProRail gaat dit samen met een agile manier van werken (zoals Scrum of KanBan), waarin bepaalde waarden, zoals communicatieopenheid, centraal staan. Van communicatieopenheid is uit de literatuur bekend dat dit een zeer belangrijke factor is voor het ontwikkelen van vertrouwen. De vraag is nu in hoeverre het hybride werken, waarin ook veel digitaal gewerkt wordt, invloed heeft op de communicatieopenheid. Uit de literatuur blijkt dat digitaal werken voor bepaalde moeilijkheden kan zorgen, zoals het gebrek aan onmiddellijke feedback, het missen van informele en regelmatige gesprekken en het gebrek aan lichaamstaal, emotie en het delen van tijd en ruimte. Ook voor het ontwikkelen van vertrouwen brengt digitaal werken moeilijkheden met zich mee doordat collega’s minder makkelijk percepties van elkaar kunnen ontwikkelen door elkaar te zien werken. Voor het huidige onderzoek is een digitale vragenlijst verstuurd onder ProRail ICT-teams. Uit de resultaten blijkt inderdaad dat communicatieopenheid een zeer sterke invloed heeft op vertrouwen, maar het hybride werken heeft zowel op communicatieopenheid als op vertrouwen geen significant effect. Wel blijkt uit deze resultaten dat de effecten van hybride teams zeker verschillen van de effecten van volledig digitale teams. De fysieke samenkomstmomenten, die ook bij hybride werken horen, kunnen compenseren voor een aantal van de moeilijkheden van het digitale werken. Deze aanname is op basis van de resultaten uit dit onderzoek in vergelijking met de literatuur. Verder onderzoek is nodig om deze aanname te bevestigen.

Dr. Robin Bouwman, Prof.dr Sandra van Thiel
hdl.handle.net/2105/66459
Public Administration
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

Brechje Schouwerwou. (2022, August 7). VERTROUWEN BINNEN HYBRIDE TEAMS. Public Administration. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/66459