Naamgeving kan worden gebruikt om te herinneren. Straatnamen kunnen dan lieux de mémoire zijn. In Nederland worden verschillende herinneringen (vaker onopzettelijk dan met opzet) opgeroepen door middel van straatnamen. In deze thesis wordt een vergelijking gemaakt tussen straatnamen in Noord-Brabant en in Holland. Het gaat dan vooral om namen die in groepsverband zijn gegeven in de periode 1859-1939. In de internationale literatuur zijn landen die ofwel worstelen met hun identiteit ofwel een sterke ideologie kennen onderwerp van straatnamenstudie. In tegenstelling tot deze landen bemoeide de centrale overheid in Nederland zich niet met de straatnamen. Vanaf 1851 was het de gemeente die bevoegd was tot het benamen van straten. Richtlijnen voor nieuwe straatnamen hadden niet zozeer met de inhoud maar met de praktijk te maken. Lange of moeilijke namen en namen die buiten het systematische systeem vielen – veel wijken kregen straatnamen die aan één thema waren ontleend (uitvinders, zeehelden, bloemen en dergelijke) – werden zoveel mogelijk vermeden. Hoewel het door een gebrek aan bronnen nooit precies vast te stellen valt waar een thema vandaan komt, blijken veel thema’s toch te herleiden tot de historische context van de tijd dat ze voor het eerst werden gebruikt. In relatie tot het thema van de Tweede Boerenoorlog bleek bijvoorbeeld dat deze in Holland (overwegend protestants) direct na of zelfs nog tijdens deze oorlog werden gebruikt, terwijl in de onderzochte Noord-Brabantse steden Tilburg dit thema pas in 1929 oppakte. Dit onderscheid tussen het overwegend protestantse Holland en het in meerderheid katholieke Noord-Brabant had ook gevolgen voor het thema van de vaderlandse geschiedenis. Tegen de achtergrond van geschiedschrijving die voor beide groepen aanvaardbare verhalen met ruimte voor eigen interpretaties creëerde, bleek toch dat een deel van vaderlandse geschiedenis die in Holland wel gebruikt werd in Noord-Brabant juist niet werd gebruikt in straatnamen. Het gaat hier om de watergeuzen en stadhouders uit de Gouden Eeuw. In het totaalbeeld zijn het echter toch de overeenkomsten die opvallen. Zowel Holland als Noord-Brabant gebruiken de monarchie snel als thema voor straatnamen. Vanaf 1870 nam de populariteit van de Nederlandse monarchie dan ook rap toe. Ook zorgde het beeld van de Gouden Eeuw dat in het eind van de negentiende eeuw nog erg positief ervoor dat dichters, uitvinders en schilders uit deze periode veelvuldig werden gebruikt voor straatnamen. Daarnaast uitte Nederland zijn imperialistische trots door te pronken met de namen van de eilanden van Nederlands-Indië en de gouverneurs-generaal uit de rijke koloniale geschiedenis. Toch gaven de straatnamen naast een nationale identiteit ook ruimte voor een lokale identiteit. Steden gebruikten namen van lokale figuren (doktors, onderwijzers, fabrikanten) die wat voor de stad hadden gedaan. Tevens werd de eigen geschiedenis onder de loep genomen in de zoektocht voor namen. Met name in Rotterdam was de eigen geschiedenis van stad en dorpen (Charlois, Delfshaven) een veelgebruikt thema. Niettemin blijft er ten slotte ook een percentage van 30% over voor de namen die een praktische functie hadden of refereerden aan de natuur.

, , , ,
Adriaansen, R (MA)
hdl.handle.net/2105/8167
Maatschappijgeschiedenis / History of Society
Erasmus School of History, Culture and Communication

Kooloos, R. (2010, July 12). The story of streetnames in the Netherlands. Maatschappijgeschiedenis / History of Society. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/8167