Mijn thesis richt zich in de eerste plaats op de Europese wens van Amerikaanse invloed in de Europese politieke arena in de periode 1919-1920. In het verlengde hiervan is er gekeken welke invloed deze wens had op het Amerikaanse buitenlandse beleid van deze periode. Een wens van de grootmachten van die tijd werd namelijk niet zomaar afgewezen, maar desondanks mengden de Verenigde Staten zich na de Eerste Wereldoorlog eerst diep in de Europese politiek om zich daarna in 1920 terug te trekken in hun isolement. De Europese wens van Amerikaanse invloed bestond op verschillende politieke gebieden en werd om uitlopende redenen afgewezen. Zo wilden de Europese grootmachten graag dat de Verenigde Staten lid zouden worden van de Volkenbond, een Armeens en Anatolisch mandaat onder hun hoede zouden nemen en blijvend soldaten aan de Rijn zouden stationeren. President Woordrow Wilson liet lang de hoop in leven dat de Verenigde Staten de Europese wens in zouden willigen, maar op 1920 bleek alle Europese hoop tevergeefs. De reden hiervoor was dat er in de Verenigde Staten geen voordeel gezien werd in inmenging in de Europese politieke arena en er veel achterdocht was. Er speelden eveneens interne omstandigheden mee zoals de binnenlandse sociale en economische onrust en de komende verkiezingen die de bevolking afleidde van de internationale politiek. Daarnaast was Wilsons persoonlijkheid van cruciaal belang. Zo waren de opkomst van de Amerikaanse liberalistische ideologie en de inzet van personen zoals Woodrow Wilson van groot belang voor de koers die de Verenigde Staten in de wereld voeren. De reden voor de plotselinge koerswijziging in de Amerikaanse buitenlandse politiek is daarom het beste te verklaren door het constructivistische paradigma (macro) en de constructivistische aanpak (micro). De aanpak veronderstelt dat de staat geen eenduidige actor is, maar dat personen of groepen binnen de staat een grote mate van invloed hebben op de politieke houding van een land. Daarnaast zijn de normen van deze personen of groepen erg belangrijk. Voor de actoren in de Verenigde Staten is er in 1919 één norm erg belangrijk, het traditionalisme, en kwam er een nieuwe norm op, het liberalisme/idealisme. Deze normen waren onverenigbaar en zorgde om die reden voor de nodige onrust in de Verenigde Staten. Het constructivistische paradigma geeft de mogelijkheid om vanaf een macro perspectief grip te krijgen op de plotselinge omkeer in de Amerikaanse buitenlandse politiek. Dit paradigma veronderstelt dat sociale en/of historische leringen een actor van een mening voorziet, welke eveneens aan veranderingen onderhevig is. Dit is ook terug te zien in de Amerikaanse politiek: voor de Eerste Wereldoorlog waren zowel de Democraten als de Republikeinen voor een concept-Volkenbond, en daarmee inmenging in de Europese politiek, en in 1920 was een groot gedeelte van de Republikeinen fel tegen een Volkenbond. De korte Amerikaanse inmenging in de Europese politieke arena had van doen met de opkomst van een nieuwe norm die door het belangrijkste persoon van het land, de president, werd uitgedragen. Toen deze machteloos werd door zijn ziekte, interne problemen de kop op staken en er nog steeds veel wantrouwen was jegens de Europeanen, wees de Amerikaanse senaat het Amerikaanse lidmaatschap van de Volkenbond en de mandaatgebieden af en werden de troepen bij de Rijn teruggeroepen. Het internationale idealisme zou echter nooit meer verdwijnen uit de Amerikaanse politiek. Er kan daarom wel gesproken worden over een ambigue normenstrijd binnen de Verenigde Staten tussen het traditioneel conservatisme en liberalisme/idealisme. Tot 1945 speelde het traditionalisme de hoofdrol en is het Amerikaanse liberalisme onzichtbaar, maar tijdens de Koude Oorlog (1952-1990) werd het Amerikaanse liberalisme, van democratie en kapitalisme, voelbaar in grote delen van de wereld. Dat de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten na de Tweede Wereldoorlog niet alleen te verklaren is door het idealisme blijkt na de Koude Oorlog. Er vond op dat moment een terugkeer naar het traditionalisme plaats. De Irakoorlog vond bijvoorbeeld niet zijn legitimatie op een internationale, maar op een nationale basis. Op deze manier blijft dubbelzinnigheid de Amerikaanse buitenlandse politiek typeren en mag de vraag gesteld worden of de bezette stoel, die symbool staat voor de wens van Amerikaanse invloed en steun, niet in het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw verlaten werd en wederom zijn schaduw werpt over Europa.

, , , ,
Wubs, dr. B.
hdl.handle.net/2105/8261
Maatschappijgeschiedenis / History of Society
Erasmus School of History, Culture and Communication

Koppenol, D. (2010, August 31). The shadow of the empty chair. Maatschappijgeschiedenis / History of Society. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/8261