Achtergrond: Richtlijnen spelen een belangrijke rol in de gezondheidszorg. Een van de belangrijkste redenen voor de ontwikkeling van richtlijnen is het idee dat ze bijdragen aan de afname van ongewenste variatie in de praktijk van de zorg en dat ze de kwaliteit van de zorg vergroten; het blijkt echter dat die effecten niet altijd worden bereikt. Er wordt veel onderzoek gedaan, voornamelijk bij artsen, naar hoe er in de praktijk wordt omgegaan met richtlijnen. De literatuur laat zien dat er op verschillende manieren gekeken kan worden naar het gebruik van richtlijnen. Vanuit het idee dat richtlijnen informatie vrijgeven die eigenlijk behoort tot de professie, kan de richtlijn worden gezien als een bedreiging van de professionele autonomie. Anderzijds kan de richtlijn worden opgevat als een kenmerk van professionaliteit en een bijdrage aan de professionalisering van de beroepsgroep. In relatie tot goede zorg worden richtlijnen gezien als een voorwaarde daartoe, maar er is ook de visie dat richtlijnen goede zorg juist in de weg staan. De discussie over de relatie tussen richtlijnen, professionele autonomie en goede zorg wordt vooral gevoerd vanuit de medische beroepsgroep. In dit onderzoek zijn logopedisten de doelgroep. Het onderzoek richt zich op de vraag hoe logopedisten richtlijnen ervaren, enerzijds vanuit de invalshoek van professionalisering, anderzijds vanuit de invalshoek van de dagelijkse werkpraktijk van de logopedist die werkzaam is in een revalidatiecentrum. Methode: Er is kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Er zijn semigestructureerde interviews afgenomen bij acht logopedisten die werkzaam zijn in een revalidatiecentrum en bij één revalidatiearts. De gegevens zijn open gecodeerd. Resultaten: De logopedisten hebben voornamelijk te maken met een aantal aanbevelingen die zich richten op logopedie uit de richtlijn ‘revalidatie na een beroerte’ van de Hartstichting (2001) en uit de richtlijn ‘diagnostiek, behandeling en zorg voor patiënten met een beroerte’ van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie/CBO (2008). Richtlijnen worden niet gezien als een bedreiging van de professionele autonomie. De aard van de verschillende aanbevelingen (meer gericht op inhoud van de zorg of meer gericht op organisatie van de zorg) heeft invloed op hoe ermee wordt omgegaan, als ‘optie’ of als ‘flexibele standaard’. Aanbevelingen worden aangepast aan de situatie van de individuele patiënt. Conclusie: De geïnterviewde logopedisten hebben in het algemeen een positieve attitude ten aanzien van richtlijnen. Verschillende aanbevelingen zijn opgenomen in organisatieprotocollen. Noch de professionele autonomie, noch de vrijheid van handelen wordt beperkt door de aanbevelingen. In relatie tot goede zorg wordt op professionele wijze gebruik gemaakt van de aanbevelingen. Het niveau van evidence waarop de aanbeveling gebaseerd is niet representatief voor het gebruik van de richtlijn in de praktijk.

Dr. T. Zuiderent-Jerak, E. van Loon MSc
hdl.handle.net/2105/8313
Master Zorgmanagement
Erasmus School of Health Policy & Management

Berns, Ph. (2010, July). Richtlijnen in de logopedische praktijk: goede aanbevelingen, goede zorg?. Master Zorgmanagement. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/8313