Achtergrond De houdbaarheid van het Nederlandse verzorgingssysteem staat sterk onder druk door de verwachte structurele personeelstekorten. De vraag naar werknemers in de zorg neemt naar verwachting toe met 470.000 extra mensen in 2025, terwijl de verwachte toename van het arbeidsaanbod als gevolg van ontgroening en vergrijzing slechts 20.000 personen bedraagt ten opzichte van 2007. Arbeidsbesparende innovaties kunnen voor dit arbeidsmarktprobleem een oplossing zijn. Om arbeidsbesparende innovaties te stimuleren, is ZonMw als onderdeel van Zorg voor Beter het programma ‘kleine innovatieprojecten’ gestart. Binnen dit programma zijn 98 innovaties in praktijk toegepast, waaruit aanwijzingen naar voren komen betreffende de condities waaronder deze projecten meer of minder effectief zijn. Theorie De effectiviteit van kleine innovatieprojecten kan worden geconceptualiseerd als de subjectieve en objectieve effectiviteit en in termen van borging. Eerdere studies laten zien dat zowel organisatiefactoren als projectfactoren van invloed zijn op de effectiviteit van innovaties. In de implementatiefase gaat het dan om externe druk, ‘ambidextrousness’, structuur, kwaliteit, cultuur, HRM, leiderschap, ondersteuning en meetpraktijken. Bij borging is aangetoond dat leiderschap, cultuur, meetpraktijken en de effectiviteit in de implementatiefase een rol spelen. Methode De data bestaat uit gegevens gerapporteerd in de eindverslagen van de 98 projecten. Daarnaast is circa 12 tot 28 maanden na afloop van het project een vragenlijst afgenomen bij de projectleiders. Om de samenhang tussen onafhankelijke en afhankelijke variabelen te analyseren zijn correlaties berekend. Vervolgens is voor subjectieve effectiviteit en routinisering een lineaire regressie analyse uitgevoerd. Daarnaast zijn om de objectieve effectiviteit te analyseren de gemiddelde scores van de onafhankelijke variabelen van projecten die de arbeidsproductiviteit minstens 40% hebben verbeterd door middel van t-toetsen vergeleken met projecten waar sprake is van minder dan 40% verbetering. Resultaten Het blijkt dat de subjectieve effectiviteit en borging van resultaten van de projecten over het algemeen door de projectleiders als redelijk hoog wordt betiteld. Hoewel weinig projecten de objectieve effectiviteit hebben kunnen meten, laten de projecten die dit wel hebben kunnen doen (40%, n=28) bijna allemaal een verbetering van de arbeidsproductiviteit zien. Zowel in de implementatiefase als bij het vasthouden van de innovatie blijkt het van belang dat de projectleider een actieve leiderschapsstijl iv heeft en geen ‘laissez-faire’ houding. Bij het vasthouden blijkt dit zelfs de belangrijkste voorspeller. Voor de ervaren effectiviteit blijkt het daarnaast van belang dat de organisatie gebruik maakt van innovatieve strategieën, voldoende ondersteuning biedt en dat de voortgang van het project wordt gemeten. Bij het realiseren van een verbetering in de objectieve effectiviteit is het van belang dat de mate van autonomie van medewerkers beperkt is. Bovendien blijken de objectieve en subjectieve effectiviteit blijken positief met elkaar samen te hangen. Ten slotte blijkt dat er een significant verband bestaat tussen het type innovatie en enerzijds de beschikbaarheid van arbeidsproductiviteitgegevens en anderzijds de mate van borging. Discussie Binnen deze studie komen sterke aanwijzingen naar voren dat niet zozeer de context van het project van invloed is op de effectiviteit van de innovatie, maar dat voornamelijk de factoren binnen het project zelf de effectiviteit van innovatieprojecten beïnvloeden. Implicaties praktijk Het blijkt dat de leiderschapsstijl van de projectleider van groot belang is, onafhankelijk van hoe effectiviteit wordt geoperationaliseerd. Passief leiderschap belemmert de effectiviteit van innovatieprojecten; actief leiderschap – in het bijzonder transformationeel leiderschap – is juist bevorderend. Het is dus aan te bevelen bij innovatieprojecten een projectleider te kiezen die medewerkers weet te inspireren en te motiveren, en een gemeenschappelijk gevoel kan creëren. Conclusie Het beeld van de kleine innovatieprojecten is over het algemeen positief: met een relatief kleine stimuleringssubsidie heeft het deel van de projecten dat de arbeidsproductiviteit heeft gemeten forse verbeteringen in de arbeidsproductiviteit bereikt. De vraag is echter of (1) dit ook geldt voor de projecten waarvan geen arbeidsproductiviteitdata bekend is, (2) deze innovaties worden verspreid, en (3) of soortgelijke innovatieprojecten ook voor andere zorgprocessen binnen de organisatie dergelijke resultaten weten te bewerkstelligen. Dit maakt dat het erg moeilijk is om in te schatten in hoeverre deze kleine innovatieprojecten bijdragen aan het verkleinen van het verwachte tekort op de arbeidsmarkt, aangezien het verwachte gat op de arbeidsmarkt aanzienlijk is. Mogelijk ligt bij het meten van de objectieve effectiviteit nog de grootste verbeterslag: inzicht hierin is van groot belang, maar weinig projecten kunnen dit laten zien. Ten slotte blijkt dat de succesfactoren voor deze kleine innovatieprojecten voornamelijk binnen het project zelf te vinden zijn.

Dr. A.P. Nieboer, Drs. J.M. Cramm
hdl.handle.net/2105/8500
Master Zorgmanagement
Erasmus School of Health Policy & Management

Grotel, M. van. (2010, June 22). Versmalling van het gat op de arbeidsmarkt?. Master Zorgmanagement. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/8500