De meerwaarde van oefenen op het daadwerkelijk handelen tijdens een crisis is vanuit verschillende perspectieven en invalshoeken te beantwoorden: vanuit een theoretisch en een praktijkperspectief, op individueel en collectief niveau en hangt vooral af van de inrichting van de fasen die bij een oefening komen kijken: voorbereiding en planning, het daadwerkelijk oefenen zelf en de evaluatie van de oefening. Wanneer wordt gesproken over 'meerwaarde', dan is het op de eerste plaats van belang om te bepalen voor wie die meerwaarde in beginsel dient te gelden: die is er voor de individuele crisisteamleden en het crisisteam als geheel, zodat uiteindelijk sprake is van effectief crisismanagement tijdens een daadwerkelijke crisis. Vanuit een theoretische invalshoek kan op basis van dit onderzoek worden gesteld dat er ten eerste sprake is van een meerwaarde van bestuurlijke oefeningen voor het daadwerkelijk handelen tijdens een crisis, indien aan een aantal randvoorwaarden is voldaan, vooraf: dit zijn de indicatoren die uit de literatuur gedestilleerd zijn en die in de deelvragen zijn verwerkt (zie schema paragraaf 8.2). We zagen bij de bestudering van de case studies dat deze bijna allemaal (gedeeltelijk) aanwezig waren. Deze randvoorwaarden dienen dan ook in een checklist te worden opgenomen. Indien deze randvoorwaarden aanwezig zijn, uit de meerwaarde van de oefeningen zich vervolgens naar de praktijk: bepaalde factoren zouden zich dan moeten voordoen: door de samenstelling waarin een crisisteam moet oefenen - qua bevelstructuur en opschaling - leren de teamleden elkaar (persoonlijk) kennen en doen ze kennis op over wat de taken en rol(len) zijn van het team en de teamleden. Op deze wijze leren zij de bijhorende verantwoordelijkheden kennen en wat de grenzen zijn van hun eigen kunnen en het gezamenlijk optreden als team. De werkelijkheid wordt door de deelnemers als anders ervaren in vergelijking met de oefeningen, maar ze hebben wel geleerd (wat een belangrijk aspect is) dat hun improvisatievermogen hoe dan ook getest wordt in een crisis. Zij hebben geleerd dat hoe de (oefen)organisatie ook in balans is (voorbereiding, planning, middelen) er ook een beroep wordt gedaan op het anticiperen. Overkoepelend kan gesteld worden dat de meerwaarde van oefenen afhangt van de manier waarop de fasen van voorbereiding, planning en ontwerp, het daadwerkelijke oefenen, evaluatie achteraf worden ingericht: iedere fase is van belang om de meerwaarde te kunnen bepalen. Indien er aan bepaalde randvoorwaarden is voldaan tijdens de fase van voorbereiding, planning en ontwerp, kunnen de deelnemers zelf uiteindelijk die meerwaarde bepalen door hun individuele competenties en vaardigheden te trainen en deze in te zetten binnen het crisisteam, zodat de prestaties van het crisisteam als geheel (interactie, besluitvorming etc.) beter worden. Dit betekent dat in de voorbereidende en ontwerpfase de checklist met indicatoren van belang is. In de fase tijdens het oefenen is ook de rol van andere actoren, van invloed; namelijk competente en scherpe trainers. In de fase van evalueren is een goede terugkoppeling en reflectie van de deelnemers zelf weer cruciaal, om van een meerwaarde te kunnen spreken. Ten slotte moet worden opgemerkt dat de meerwaarde van oefenen voor het handelen tijdens daadwerkeliijke crisis niet als exclusieve meerwaarde kan gelden: ook andere vormen – zoals een bestuurlijke workshop – kunnen kennis en ervaring uitwisselen die van invloed zijn op het individuele functioneren en het functioneren van het crisisteam als geheel, tijdens een crisis.

Meer, Dr. F.B. van der, Duin, Dr. M.J.
hdl.handle.net/2105/8866
Public Administration
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

Tieman, K. (2011, January 14). Is oefenen meer dan het opdoen van kennis(sen)?. Public Administration. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/8866