De context van de ruimtelijke ordening is de afgelopen decennia flink veranderd. Ruimtelijke opgaven ontstijgen steeds vaker het lokale niveau. Om deze ruimtelijke opgaven toch van een bestuurlijk antwoord te voorzien, worden vaak nieuwe bestuurlijke arrangementen opgezet. Bestuurders zitten midden in het spanningsveld tussen het behoud van het bestaande en het zoeken naar nieuwe besturingsconcepten. Dit zorgt voor een evolutie van samenwerking, dat gekenmerkt wordt door stabiliteit en grillige verandering. Om een beter begrip te krijgen van de vaak grillige ontwikkeling van regionale samenwerking is een longitudinaal onderzoek verricht naar de samenwerking in de Amsterdamse regio. Om de grillige ontwikkeling van de samenwerking te begrijpen is er gebruik gemaakt van een systeem benadering. Daarbij wordt het samenwerkingsverband gezien als een complex adaptief systeem. Dit complex adaptief systeem ontwikkelt zich door de co-evolutie tussen systemen. In het onderzoek is de ontwikkeling beschreven van het Informeel Agglomeratieoverleg Amsterdam naar de Stadsprovincie Amsterdam, het uiteenvallen van deze samenwerkingsvorm en de opkomst van een nieuw informeel platform: de Metropoolregio Amsterdam. De casus heeft duidelijk gemaakt dat verandering de norm is. Wederzijdse selectie leidt tot een cyclus van adaptatie. Door de wederzijdse verbondenheid van het systeem met andere zelforganiserende systemen ontstaat instabiliteit in het systeem, omdat het zich continu moet aanpassen aan de veranderende omgeving om te overleven. Actoren zijn echter op zoek naar stabiliteit. Deze stabiliteit is nodig om het samenwerkingsverband te laten groeien en om het eigen beleid te kunnen uitvoeren. In het streven naar deze stabiliteit worden twee strategieën gehanteerd. Ten eerste wordt, daar waar het kan, geprobeerd de omgeving te beïnvloeden. De relatie tussen adaptatie en beïnvloeding laat zien dat een systeem zich niet alleen ontwikkelt door ongecontroleerde adaptatie aan de omgeving, maar dat er ook sprake is van een bepaalde mate van voorspelbaarheid en stabiliteit. Daarnaast is uit de casus gebleken dat de actoren selectiemechanismen hanteren om de selectiedruk te structureren. De selectieve perceptie die wordt gehanteerd, dient er toe om uit het grote aantal afhankelijkheden die er bestaan tussen gemeenten en provincies een selectie te maken en daarmee de complexiteit te reduceren, door de relaties die er toe doen en lijken te werken te selecteren en daar naar te handelen. Het onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat een samenwerkingsverband geen mechanisme is, dat ontworpen kan worden en stabiel blijft. Het is een zich evoluerend proces, dat zich ontwikkelt door co-evolutie met andere systemen. Systemen kennen hun eigen dynamiek en reageren op hun eigen manier op interne en externe druk. Binnen het systeem zal de strijd tussen het streven naar stabiliteit en vernieuwing door blijven gaan en is de uiteindelijke uitkomst uitermate onvoorspelbaar en open. De vele rapporten en commissies, die zich hebben gebogen over de bestuurlijke indeling van Nederland, lijken juist op zoek naar een stabiele vorm van samenwerking. In plaats daarvan zou er meer rekening gehouden moeten worden met de onvoorspelbare, open, grillige en unieke kenmerken van regionale samenwerking.

, , , ,
Gerrits, Dr. L.M., Teisman, Prof.Dr.ing G.R.
hdl.handle.net/2105/9053
Public Administration
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

Schipper, D. (2011, March 25). On the origin of the MRA. Public Administration. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/9053