Dit onderzoek richt zich op de uitvoeringspraktijk van gezinsvoogden van Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam. Er is onderzocht hoe gezinsvoogden het beleid ten aanzien van de ondertoezichtstelling uitvoeren en met welke factoren de verschillen in de wijze van uitvoering samenhangen. Het onderzoek wil inzicht geven in hoe gezinsvoogden in de praktijk omgaan met het voorgeschreven beleid. Het onderzoek kent zowel een bestuurskundige als maatschappelijke relevantie. Bestuurskundig, omdat er nog altijd weinig kennis is over het feitelijk handelen van streetlevel bureaucrats. Maatschappelijk, omdat er in de media openlijk wordt getwijfeld aan de professionaliteit van Bureau Jeugdzorg. Wanneer we in het onderzoek over de gezinsvoogd spreken, gebruiken we de mannelijke werkvorm (hij) in verband met de leesvriendelijkheid. Theoretische invalshoek Deze scriptie richt zich op de street-level bureaucrat. In het theoretisch kader is daarom gebruik gemaakt van bestaande theoretische inzichten over dit onderwerp. De begrippen street-level bureaucrat, discretionaire ruimte, professional, sturing van de professional, autonomie en verantwoording, handelingsvoorschriften en werkdruk staan centraal . Op basis van de opgedane theoretische inzichten hebben wij verwachtingen geformuleerd in de vorm van hypothesen. Onze verwachtingen waren dat persoonskenmerken, rolopvatting en verantwoordingsregimes een (in)directe invloed zouden hebben op de wijze van uitvoering van beleid door gezinsvoogden. Methodologische verantwoording Om te achterhalen of onze verwachtingen overeen komen met de uitvoeringspraktijk, hebben wij negenendertig interviews afgenomen. Dit betrof vijfendertig gezinsvoogden, twee teammanagers en twee gedragsdeskundigen. Bij de selectie van de respondenten hebben we als criteria aangehouden dat de betreffende medewerker minimaal één jaar in dienst van BJZ moest zijn. Ondanks dat dit een kwalitatief onderzoek betreft, hebben we de bevindingen veelal uitgedrukt in aantallen en percentages. We hebben hiervoor gekozen omdat het een goed en duidelijk overzicht van de verschillen en overeenkomsten in de uitkomsten geeft. Analyse van de bevindingen Uit ons onderzoek is naar voren gekomen dat het merendeel (68,6%) van de gezinsvoogden van Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam het beleid uitvoert vanuit de professionele benadering. Onder de professionele benadering wordt die gezinsvoogd verstaan, die steeds weer een afweging maakt tussen het voorgeschreven beleid en het belang van de cliënt. Hij zet zijn handelingsruimte in voor een op de persoon gerichte toepassing en gebruikt de wetgeving als bekrachtiging hierop. Deze gezinsvoogd ziet zichzelf als een professional. Gedreven door de inhoud van zijn vak reflecteert hij op zijn eigen handelen en organiseert op deze wijze zijn verantwoording. De cliëntgerichte benadering wordt gehanteerd door 20% van de gezinsvoogden. Deze gezinsvoogd ziet de wetgeving als uiterst middel. Hij maakt zo veel als mogelijk gebruik van zijn handelingsruimte en denkt pas in de laatste plaats aan de wet- en beleidsregels. Deze gezinsvoogd is snel geneigd om taken over te nemen van de kinderen en hun gezinnen. De overige gezinsvoogden, 11,4%, hanteren de bureaucratische benadering. Deze gezinsvoogd stelt de wet- en beleidsregels voorop en behaald zijn doelen door deze regels zo nauwkeurig mogelijk toe te passen. Hij maakt hierbij zo weinig mogelijk gebruik van zijn handelingsruimte. Met name de persoonskenmerken en de rolopvatting van de gezinsvoogd hebben invloed op de wijze waarop hij het beleid uitvoert. Opvallend hierbij is dat ondanks dat een groot deel van de gezinsvoogden de rolopvatting van hulpverlener hanteren, zij toch het beleid vanuit een professionele benadering uitvoeren. Verklaringen hiervoor zijn de beperkingen van het civielrechtelijk kader en de horizontale sturing die binnen BJZ gehanteerd wordt. 5 Uit de interviews met gezinsvoogden, teammanagers en gedragsdeskundigen is naar voren gekomen dat BJZ Rotterdam een lerende organisatie is die zich bewust is van de risico’s van vrijblijvendheid in de uitvoering van haar beleid. De wijze waarop BJZ een aantal instrumenten ter voorkoming van willekeur van uitvoering van beleid heeft ontwikkeld en binnen de organisatie heeft verankerd, verklaart niet alleen maar waarborgt tevens de grote mate van professionaliteit van gezinsvoogden; namelijk binnen de kaders een rechtvaardige op het kind en zijn netwerk toegesneden toepassing van de OTS. Aanbevelingen Hoewel onze scriptie niet tot doel heeft om tot aanbevelingen te komen, is ons een aantal zaken opgevallen gedurende het doen van het onderzoek. Hieruit is een aantal aanbevelingen voortgevloeid. Ten eerste verdient het de aanbeveling om de inrichting van het werk van gezinsvoogden onder de loep te nemen nu de druk op de caseload toeneemt. Ten tweede wordt het zinvol geacht om te bezien of de gedragsdeskundige op een andere manier ingezet kan worden zodat deze de gezinsvoogden beter kan ondersteunen. Daarnaast bevelen wij aan om meer aandacht te schenken aan het ontwikkelen van de professionaliteit van de gezinsvoogd, dor hem de gelegenheid te bieden kritisch te zijn op zijn eigen handelen. Tot slot bevelen wij aan verder te onderzoeken of een opleiding tot hulpverlener de juiste tools en basishouding aanleert voor het vak van gezinsvoogd. Mogelijke vraagstellingen in zo’n onderzoek kunnen zijn welke opleiding het beste aansluit bij het vak gezinsvoogd, en of iemand met veel ervaring als hulpverlener geschikt is voor het vak. Ook kan er bekeken worden of meer afstemming met de opleidingen gewenst is.

, , , ,
Hupe, Dr.P.L., Sluis, Dr. A. van
hdl.handle.net/2105/9919
Public Administration
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

Cullens, A., & Frederiksz. (2011, August 31). Zelfkennis als begin van alle wijsheid?. Public Administration. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/9919