In ‘Het Programmeermodel van de Nederlandse Publieke Omroep: is de neerwaartse spiraal doorbroken?’ wordt onderzoek gedaan naar de verschillende programmeringsmodellen die de Nederlandse publieke omroep in de loop der tijd gebruik heeft. De hoofdvraag luidt: hoe is het Programmeermodel, dat de Nederlandse Publieke Omroep sinds 4 september 2006 gebruikt, tot stand gekomen en in hoeverre werkt het model ? In deel I wordt het eerste deel van de tweeledige vraagstelling behandeld, namelijk de vraag: hoe is het Programmeermodel tot stand gekomen? Er wordt naar een antwoord op deze vraag gezocht met behulp van beleidsstukken van de publieke omroep en met behulp van het rapport van zowel de eerste als de tweede visitatiecommissie. Aan de hand van de verschillende programmeringsmodellen die een rol hebben gespeeld bij de publieke omroep, wordt de geschiedenis van de NPO verteld. Van 1951-1963 werd er gebruikt gemaakt van het ‘verzuilingsmodel’: er was slechts één net en alle vijf de omroeporganisaties mochten daar elk drie uur per week op uitzenden. Vanaf 1965 veranderde dit door de komst van het tweede net. Het tweede net mocht ook door de bestaande zendgemachtigden gebruikt worden. Er werd gebruikt gemaakt van vaste en wisselavonden. Alle A-omroepen kregen een vaste en een wisselavond op een van de twee netten. Toen het derde net er bijkwam in 1988, moest er weer worden nagedacht over de verdeling van de omroepen over de drie netten. Er werd besloten over te gaan op het thuisnetmodel. Dit model heeft lange tijd zijn dienst bewezen. In 2002 bleek dit model echter niet meer toereikend. Er is daarom in 2006 besloten om over te gaan op het Programmeermodel dat heden ten dage nog steeds de algemene programmering bij de publieke omroep vaststelt. Ondanks dat het thuisnetmodel ook een vorm van netprofilering was en niet voldoende bleek te werken is er toch weer voor een vorm van netprofilering gekozen. Volgens de visitatiecommissie lag het verschil in het feit dat een nieuw model gebaseerd op netprofilering gebruik zou maken van sterke, geprofileerde en onderling goed onderscheiden netten en zenders die regelmatig geijkt zouden worden aan de maatschappelijke praktijk. Uit onderzoek bleek dat het Programmeermodel een hoger rendement op zou leveren, een betere omgeving voor de programma’s zou creëren en de netprofielen zou aanscherpen. Deel II behandelt het tweede deel van de vraagstelling: in hoeverre werkt het Programmeermodel? In dit deel wordt een vergelijking gemaakt tussen de resultaten van de publieke omroep ten tijde van het vorige programmeringsmodel, het Thuisnetmodel, en ten tijde van het nieuwe model, het Programmeermodel. Er wordt hierbij naar drie categorieën gekeken, te weten ‘maatschappelijke interactie en invloed’, ‘bereik’ en ‘aandeel’. Uit dit onderzoek blijkt dat de marktaandelen van de publieke omroep een stijgende lijn hebben ingezet en dat ook het bereik, met name van Nederland 1, beter wordt. De publieke omroep heeft zijn kijkers teruggevonden. Wat het thuisnetmodel niet is gelukt, is het Programmeermodel wel gelukt: de neerwaartse spiraal is doorbroken.

, , , , , ,
Peeters, A.L.
hdl.handle.net/2105/6409
Media & Journalistiek
Erasmus School of History, Culture and Communication

Staalduinen, R. van. (2009, August 31). Het Programmeermodel van de Nederlandse Publieke Omroep: is de neerwaartse spiraal doorbroken?. Media & Journalistiek. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/6409