Het doel van deze thesis was het onderzoeken van het hedendaagse maatschappelijke monarchiediscours, waarbij een kritische discoursanalyse werd uitgevoerd op twaalf getranscribeerde discussies tussen in totaal 38, verschillende, Bredanaars. Binnen deze analyse was het van belang te onderzoeken hoe, vanuit welke ‘dominante redenaties’, afkomstig uit interpretatieve repertoires, deze Bredanaars discussieerden. De repertoires konden worden onderverdeeld in vijf categorieën, variërend van traditioneel tot postmodern. De uitkomsten van deze analyse, de dominante redenaties die in de discussies naar voren kwamen, werden vergeleken met een twintigtal opiniestukken uit Nederlandse dagbladen. Op deze manier werd de rituele functie van de media, welke zou wijzen op een traditionele tendens, getoetst. De resultaten werden geduid aan de hand van het encoding/ decoding model van Stuart Hall. Beide analyses zouden inzicht moeten bieden in de ‘staat van de samenleving’. Een belangrijke vraag was dan ook wat op basis van deze resultaten geconcludeerd kon worden over de mate van postmodernisme binnen de huidige Nederlandse maatschappij. Al in het begin van het onderzoek werd duidelijk gemaakt dat ‘de’ postmoderne samenleving (nog) niet bestaat; er werd een spanningsveld aangetoond tussen postmoderne en traditionele tendensen. Het duiden van dit spanningsveld werd dan ook het voornaamste doel binnen deze thesis. Bovenstaande vormt de basis voor een relevante wetenschappelijke thesis waarmee ik een bijdrage hoopte te leveren aan het postmoderne debat om zo inzicht te verschaffen in de maatschappij. Niet door slechts te speculeren over het postmodernisme maar door de mate van postmodernisme te toetsen. Dit deed ik op een vernieuwende manier; maatschappelijke argumentatie vormt het uitgangspunt voor een, deels zelf ontwikkelde, kritische discoursanalyse. Ook ‘toetste’ ik de rituele functie van de media, waardoor ik de conclusie van de thesis onderbouw en een bijdrage lever aan de kennis over de rol die de media innemen in de hedendaagse maatschappij. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat maatschappelijke argumentatie ons meer kan leren dan aanvankelijk vaak wordt verondersteld. Het kan ons helpen bij het oplossen van paradoxale vraagstukken binnen de maatschappij. Dit onderzoek levert daarom tevens een maatschappelijke contributie. Resultaten: De deelnemers aan het onderzoek redeneerden voornamelijk vanuit ‘centrale repertoires’ gedurende de discussies. Dit betekent dat de deelnemers in hun redenaties over het algemeen bezien een balans in stand hielden tussen traditionele en postmoderne opvattingen; de deelnemers putten, soms tegelijkertijd, uit beide repertoires. De redenaties binnen de discussies vertoonden opvallend veel overeenkomsten met de redenaties in de kranten (preferred readings). Er vielen eveneens verschillen (negotiated readings) te ontdekken. Zo werd in de media postmoderner geredeneerd dan in de maatschappelijke discussies. Op basis van deze bevindingen mag worden geconcludeerd dat de media een rituele functie uitoefenen, deze rituele functie wordt, door toedoen van de mediagebruiker, echter verzwakt. Het feit dat deze houvastbiedende functie wel degelijk lijkt te worden uitgeoefend, wijst op een traditioneel element. Wanneer we bovenstaande resultaten samenvoegen en breder trekken, kan geconcludeerd worden dat het conflict tussen traditionele en postmoderne tendensen, het spanningsveld dat al in het begin van het onderzoek werd gesignaleerd, prominent aanwezig is binnen ‘de’ Nederlandse maatschappij van vandaag de dag. We lijken ons te bevinden in een transitiefase tussen het traditionalisme en het postmodernisme. Consequenties: Door het conflict tussen traditionalisme en postmodernisme lopen we, zo viel te bezien in de discussies, dikwijls tegen een tegenstrijdigheid in opvattingen aan. De geleefde ideologieën (traditioneel) die in de discussies werden geuit in redenaties als ‘het hoort zo’, staan hierbij tegenover het ‘gezonde verstand’ (postmodern). En geleefde ideologieën, de naam zegt het al, zitten behoorlijk diep in ons vanzelfsprekende denkpatroon. Mocht de transitiefase impliceren dat we ‘onderweg’ zijn naar een postmoderne samenleving (dit hoeft natuurlijk niet zo te zijn, het is maar de vraag of dit ‘past’ in Nederland), dan gaat dit, om deze reden, traag. Het rationele besef brokkelt de geleefde ideologieën in deze situatie misschien langzaam af, maar dit heeft tijd nodig. Zoveel tijd dat dit rationele besef én de geleefde ideologieën gedurende ruime tijd naast elkaar bestaan. Dit zorgt er enerzijds voor dat, ondanks dat het rationele besef dat het anders zou moeten (dit is de invloed van het postmodernisme) er wel degelijk is, ‘we’ ons vaak vasthouden aan traditionele patronen en structuren (de invloed van het traditionalisme). We zijn het nu eenmaal zo gewend; het hoort gevoelsmatig zo. We worden in die zin dus beperkt door onze ‘common sense’. Anderzijds kan het voorkomen dat we onze ratio volgen, maar dat dit niet helemaal goed ‘voelt’. Er zijn veel maatschappelijke fenomenen die we daarom ‘lastig’ te beoordelen en/ of waarderen vinden. We vinden het een, maar ook het ander. We houden er traditionele maar ook postmoderne denkbeelden op na. Dit werkt logischerwijs door in ons handelen en dus in ons samenleven. In de in de thesis opgenomen passages uit de discussies is dit goed terug te zien. Voorbeelden van ‘fenomenen’ waarover deelnemers aan het onderzoek het ‘lastig’ vonden hun waardering te uiten, zijn natuurlijk de monarchie, maar ook homoseksualiteit, de invloed van ‘andere’ religies en culturen, en de rol die afkomst en milieu spelen in ons dagelijks leven.

, , , ,
Engelbert, dr. J.
hdl.handle.net/2105/8226
Media & Journalistiek
Erasmus School of History, Culture and Communication

Wiegeraad, A. (2010, August 26). Oké, het is traditie. Maar het nùt?. Media & Journalistiek. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/8226