Doel van de scriptie is tweeërlei. Enerzijds wordt nagestreefd een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van door de strafrechter bestraft deviant gedrag, anderzijds wordt nagegaan of het beeld van de Dordtse criminaliteit overeenkomt met ontwikkelingen die diverse auteurs over langere perioden buiten Dordrecht hebben vastgesteld. De scriptie bestaat uit twee delen. Het eerste heeft een algemeen karakter waarin het ontstaan van het strafrecht, de infrajudiciele praktijk, de verandering in de mentaliteit inzake de bestraffing en het straffen zelf, en contemporaine kritiek, met name van Beccaria worden behandeld. Speciale aandacht is besteed aan de positie van vrouwen in de vroegmoderne criminaliteit. Het tweede gedeelte bevat een kennismaking met het Dordrecht van de periode 1749 – 1800. Behandeld worden omvang en groei van de bevolking, de economische structuur, de ontwikkeling van de welvaart en enkele facetten van de rechtspraak in Dordrecht. Daarna volgt een overzicht van de 253 geanalyseerde strafvonnissen ingedeeld naar vermogens-, zeden-, en geweldsdelicten en overtredingen tegen de openbare orde. Het algemene beeld is een sterke toename van de criminaliteit na 1770, met name na 1790, vooral bij de vermogensdelicten. De toename is te verklaren uit de sterk gestegen graanprijzen. Daardoor namen ook de overtredingen tegen de openbare orde toe omdat zij die ooit veroordeeld waren tot verbanning uit Dordrecht, gedreven door armoede in de stad terugkeerden, het risico van een straf voor banbreuk voor lief nemende. Niet alleen de toenemende armoede stuwde het aantal vermogensdelicten op, ook was er sprake van een scherper vervolgingsbeleid waardoor vermogensdelicten die aanvankelijk als klein delict werden beschouwd en niet voor de strafrechter kwamen, later wel door de strafrechter werden afgehandeld. Sommige vonnissen geven aan dat het betreffende delict vaker voorkwam dan uit het onderhavige vonnis blijkt. Dit is met name het geval bij valsheid in geschrifte en sodomie. Het aandeel van vrouwen in de vermogensdelicten was in Dordrecht waarschijnlijk kleiner dan in Leiden, maar de Dordtse dievegges leken wel assertiever. Wat betreft de bestraffing blijkt uit het onderzoek dat openbare geseling en verbanning, al dan niet in combinatie, de meest voorkomende straffen waren maar dat zich met ingang van het laatste kwart van de achttiende eeuw een ommekeer voordeed. Geheel overeenkomstig de onderzoeksresultaten van Spierenburg betrekking hebbend op andere plaatsen, werden in Dordrecht na 1778 steeds vaker tuchthuis- en water en brood straffen opgelegd met name voor vermogensdelicten. Verder valt het op dat bij zedendelicten vrouwen vaker gestraft worden dan mannen. Ook wordt de indruk gewekt dat bij de strafvervolging vermogensdelicten een hogere prioriteit hadden dan zedendelicten. Andere door Spierenburg geconstateerde veranderingen zoals het binnenskamers toebrengen van lijfstraffen bij jeugdige of oudere veroordeelden kwamen ook in Dordrecht voor. Uit de vonnissen blijkt dat de rechtbank niet alleen strafte omdat de Plakkaten waren overtreden maar omdat de daders door hun handelen het onderlinge vertrouwen tussen de burgers hadden geschonden. Juist dat onderlinge vertouwen beschouwde de rechtbank als de smeerolie voor het functioneren de samenleving.

, , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,
Spierenburg, Prof. Dr. P.C., Baggerman, Prof.dr. A.
hdl.handle.net/2105/9102
Maatschappijgeschiedenis / History of Society
Erasmus School of History, Culture and Communication

Blok, J.J.E. (2010, December). Om in ’t openbaar strengelijk te worden gegeesselt. Maatschappijgeschiedenis / History of Society. Retrieved from http://hdl.handle.net/2105/9102